Geïntegreerde fruitteeltmethode

In de jaren ’80 groeide bij Marc Cocquyt de bezorgdheid over de invloed van de klassieke fruitteelt op het milieu. Zo kwam hij in contact met het principe van de geïntegreerde fruitteelt en in 1989 werd ons bedrijf dan ook, als eerste in België, gecontroleerd door Integra en ontvingen we het certificaat “Geïntegreerde productie van Pitfruit”.

In tegenstelling tot de klassieke fruitteelt wordt hierbij het gebruik van insecticiden zoveel mogelijk beperkt door het gebruik van natuurlijke vijanden van de schadelijke insecten. Zo zijn er meedere roofvijanden (vb. oorwormen, roofwantsen…) of nuttige insecten die door het eten van eitjes en/of larven van de schadelijke insecten diens populatie in bedwang kunnen houden. Door de schuilplaatsen van de nuttige insecten te bevorderen (lange grasstroken, plastic zakjes met stro in de boom, hagen,…) en door hun afsterven te voorkomen (geen algemene insecticiden gebruiken; enkel erg selectieve middelen in geval van nood) wordt het natuurlijke evenwicht in de boomgaard behouden en wordt ingrijpen steeds minder nodig. Uit het eindwerk van Jonas Cocquyt bleek in 2004 zelfs dat nuttige insecten uit een bestaande aanplant overgezet kunnen worden naar nieuwe plantages (o.a. door verhangen van plastic strozakjes, door takken van oude bomen in nieuwe bomen te hangen,…)

Daarnaast staan er ook een kleine 200 nestkastjes op het bedrijf. Zowel kleine vogels (pimpelmees, koolmees,…) als roofvogels (kerkuil, torenvalk, …) worden in hun voortbestaan ondersteunt om de populaties van schadelijke insecten resp. ongedierte te bedwingen.

Ook het observeren van weersomstandigheden en wekelijkse insectentellingen zijn cruciaal bij een natuurlijke bestrijding. Daarbij wordt gebruik gemaakt van feromoonvallen. Feromonen zijn hormonale geurstoffen die specifiek verschillen voor elk soort insect. Bij feromoonvallen worden de mannelijke insecten aangetrokken door de geur van het “vrouwtje” en vervolgens blijven ze vastkleven in de lijm van het valletje. Wekelijks worden alle vallen gecontroleerd en wordt bijgehouden hoeveel insecten gevangen werden. Wanneer het aantal insecten van een bepaalde soort te sterk toeneemt, weten we dat de aandacht verhoogt moet worden, maar er is nog geen reden tot paniek! Immers, het is niet omdat er veel mannetjes zijn, dat ze ook nog de vrouwtjes vinden en zelfs als dat zo is, wil dat nog niet zeggen dat er ook eitjes komen (o.a. weersafhankelijk). Zelfs wanneer er véél witte eitjes te vinden zijn (observatie gebladerte) is het nog mogelijk dat deze nooit uitgroeien tot volwassen stadia door tussenkomst van de roofwantsen, dus enkel wanneer er na enkele weken massaal véél gele (rijpe) eitjes te vinden zijn, kan ingrijpen nodig worden; in alle andere gevallen is observeren en rustig afwachten de boodschap!

De laatste jaren wordt nu ook al gebruik gemaakt van feromoonverwarring. In tegenstelling tot de feromoonvallen is het hierbij niet de bedoeling om de mannetjes te vangen, maar wel om ze in de war te brengen: doordat ze op vele plaatsen feromonen waarnemen (uit kleine plastic buisjes die opgehangen worden in de fruitbomen) kunnen ze de geur niet meer gebruiken om het juiste vrouwtje te vinden. Het aantal mannetjes die dan toch een “echt vrouwtje” vinden en aanleiding kunnen geven tot voortplanting wordt daardoor beperkt zodat de kritische schadedrempel voor het fruit niet meer bereikt wordt.